Borgele en Platvoet tot 1900
Huis en Havezate Borgele
Reeds in 960 was er sprake van Borgelo (dat berkenbos betekent). In een brief uit 1221 is er sprake van, dat in de marke Borgelo, die tot het schoutambt Kolmschate behoorde, een zekere hoeve aan het Kapittel van Deventer wordt opgedragen.
.jpg)
Naast de hoeve was er ook nog een havezate van dezelfde naam. Deze havezate was een vrij goed (en geen leengoed zoals de hoeve). Tevens waren er aan een havezate verschillende rechten verbonden, zoals dat de heer er van recht had tot zitting in de ridderschap. Ook had hij het heerlijk recht van duivenslag. Vroeger mocht namelijk niet iedereen duiven houden vanwege de schade die de duiven op de akkers aan het gewas aanrichtten. Het recht van duivenslag werd alleen aan de eigenaar van landgoederen, de kerk en kloosters verleend. Zo had bijna iedere kasteelheer als statussymbool een mooie duiventil op zijn landgoed, dicht bij het kasteel. De duiven werden gefokt voor voedsel, want een lekker boutje was zeker niet te versmaden. Bovendien was de duivenmest goed voor het land, maar ook goed tegen zweren, gezwollen klieren, slangenbeten en werd ze wel als zeep gebruikt bij de was.
In het Deventer stadsarchief en in museum De Waag zijn nog enkele tekeningen van het huis Borgele aanwezig, zodat we ons nog enigszins kunnen voorstellen hoe het huis er in de loop van de tijd heeft uitgezien.
Door huwelijk, vererving en verkoop is Borgele in de loop der tijd door verschillende adellijke families bewoond geweest. In 1457 werd Huis Borgele, dat centraal stond in de gelijknamige boerschap (Borgelo), voor het eerste genoemd als leengoed van de proosdij van Sint Lebuinus. Johan Hofstede, lid van een Deventer magistraatgeslacht, die gehuwd was met Griete van Sonnenberg, wordt dan als eigenaar van Borgele genoemd.
In het midden der 16e eeuw tot het midden der 17e eeuw, toen de families Brienen en Martens er de scepter zwaaiden, kende het huis en goed Borgele zijn grootste bloei en omvang. Er was toen sprake van een vierkante toren, monumentale gevels en een toegangspoort, waarboven de wapens van Wolter van Brienen, die burgemeester van Deventer was en zijn vrouw Johanna van Weese prijkten, terwijl men door een laan en over het voorplein het huis naderde, dat omgeven was door een tuin, singel en het slingerbos. Hierna kwam het goed achtereenvolgens in handen van Hendrik Lindeman, de familie Van Rechteren, M.A.C. van Voorst en de familie Slichtenbree.
.jpg)
Door de stad werd voor de bestuurlijke zaken, rechtspraak en innen van pacht en belasting binnen het schoutambt Kolmschate o.a. gebruik gemaakt van de boerderijen Hof te Colmschate en Hof te Borgel. De ambtman van Colmschate die aangesteld werd door (en afkomstig was) uit het Deventer magistraat was de hoogste gezagdrager binnen het schoutambt Kolmschate. Daarnaast werden veel zaken behartigd door de Schout (Schultus), ‘zijn assistent’ die eveneens door het magistraat was aangesteld. Transacties van onroerend goed werden vaak door hem beschreven.
In 1744 werd er nog tegen het huis een grote schuur gebouwd, waarschijnlijk een voorraadschuur. Wellicht is het aan deze schuur te danken dat de havezate Borgelo soms ook wel met spijker werd aangeduid. Een spijker was vroeger de voorraadschuur waar het tiende deel van het gewas dat voor de landheer was, werd opgeslagen.
In 1851 werd het goed in percelen verkocht. Daarna verviel het huis en brandde het in 1869 af. Nadat in 1951 Bernardus Ketelaar uit Olst voor 5.000 gulden eigenaar van het perceel was geworden, bouwde hij een nieuwe boerderij op de plaatst en werd het goed nadien ook wel De Ketelarij genoemd. Na nog enkele malen van eigenaar verwisseld te zijn, werd de grond en de boerderij in 1965 uiteindelijk aan de gemeente Deventer verkocht, die het sloopte en het gebied rond het oude Borgele bestemde als uitbreidingsplan van de gemeente.
Platvoet
Het oorsprong van de naam Platvoet is niet eenduidig vast te stellen. De oudste vermeldingen van de naam Platvoet zijn te vinden in de financiële stukken van de stad Deventer. In 1626 wordt hierin een huis of erve Platvoet genoemd.
In de registers voor de heffing van belastingen van vuursteden (= stookplaatsen) komt ook de naam 'Den Platvoet' voor, en blijkt het nu een boerderij te zijn. De Platvoet heeft 2 vuursteden en 2 volwassen bewoners. Opmerkelijk is dat de naam bij de ene inschrijving als 'Den Pladtvoedt' wordt geschreven. De naam van de bewoner is niet aangegeven, wat er op kan duiden dat deze niet afwijkt van de boerderij.
Het gebied heeft dus mogelijk de naam van erve Platvoet gekregen, maar mogelijk heeft de naam ook een andere oorsprong. De naam Platvoet kan ook voorkomen uit 'platte voorde'. Een voorde is een ondiepe doorgang door een beek of rivier. Als reizigers door het water reden was natuurlijk wel zo makkelijk als er een ondiepe doorgang was. Voor de 14e eeuw voerden beken het water naar de IJssel af. Reizigers naar Zwolle moesten steeds door de voorde van deze beken. Na de verbetering van de dijken aan het begin van de 14e eeuw was dat niet meer nodig. De weteringen moesten nu het water afvoeren. De naam Platvoet ontstaat in dit gebied echter pas in de 17e eeuw waarbij de 'platte voorde' mogelijk betrekking heeft op de IJssel. Deze is hier breder en dus minder diep en dus makkelijker over te steken.
Schoutambt Kolmschate (van circa 1500 tot 1811)
De gebieden Borgele en Platvoet behoorde eeuwenlang tot het schoutambt Kolmschate. Het gebied van schoutambt Kolmschate lag als een halve maan rondom de stad Deventer en was verdeeld in zes marken: de marken Rande, Tjoene, Borgelo, Averlo, Gooij en Oxe.
Het rechtsgebied van het schoutambt ontstond in de late middeleeuwen, een schoutambt verenigde ordehandhaving en rechtspraak. Aan het hoofd van een schoutambt stond de schout, doorgaans geassisteerd door schepenen, borgemeesters en tal van andere functionarissen.
De hogere rechtspraak viel onder de landsheer van het Oversticht. Het Oversticht was het noordelijke gedeelte van de Stichtse Landheerlijkheid waarover de bisschoppen van Utrecht in de Middeleeuwen als vorst de landsheerlijkheid uitoefenden. Het kwam grotendeels overeen met de huidige provincies Overijssel en Drenthe.
Nadat Karel V in 1524 het landsheerlijk gezag over het Nedersticht had verworven, erkende het Bovensticht hem in 1528 als landheer, op voor waarde dat hij bescherming zou bieden tegen agressie uit het oosten. Aan de zuidzijde grensde het schoutambt aan het hertogdom Gelre waarmee men ook vaak in oorlog was. Er was in de middeleeuwen dan ook een verdedigingslinie in de vorm van de Sallandse landweer aangelegd. Karel V vormde de Heerlijkheid Overijssel die werd verdeeld in drie kwartieren. De dan allang bestaande Schout- en (in Twente) Richterambten kregen hun definitieve begrenzing. De steden behielden hun voorrechten zonder grenswijzigingen.
Het schoutambt Kolmschate is veel ouder dan 1528 maar hoeveel ouder is niet te zeggen. De grenzen van de schoutambten vallen (uitzonderingen daargelaten) samen met de grenzen van de nog oudere marken. Hoe oud de marken zijn is evenmin te zeggen.
In 1576 kreeg de stad Deventer als onderpand voor een grote geldlening de zeggenschap over het gebied. De lening werd nooit terug betaald; hierdoor werd het schoutambt eeuwenlang tot aan 1811 bestuurd vanuit Deventer.
Het schoutambt bestond tot in de negentiende eeuw voor het overgrote deel uit heidevelden en moerassen. Landbouw was mogelijk op zandgronden die verrijkt werden met heideplaggen, dierlijke mest en stadsmest. Door het graven van waterlopen zoals de Zandwetering en de Soestwetering werd gepoogd de vaak zeer natte gebieden te ontwateren. Tegen het jaar 1600 was 10 procent van de gronden in gebruik bij landbouwers. In de negentiende eeuw kwamen er met behulp van groenbemesting en kunstmest grootschaliger ontginningen en werden op voor landbouw ongeschikte gronden bossen aangelegd.

In het schoutambt waren tot de reformatie twee vrouwenkloosters gevestigd; het klooster Diepenveen was in het jaar 1400 vanuit de beweging der Moderne Devotie gesticht in het noorden van het rechtsgebied en Maria ter Horst of Ter Hunnepe van de Cisterciënzer orde dat aan de Schipbeek in het zuiden lag. Het laatste was waarschijnlijk al rond 1225 gesticht. De kloosters hadden veel van de boerenhoeven in het schoutambt in eigendom.
In 1795 ontstond De Bataafse Republiek, die het grootste gedeelte van het huidige Nederland omvatte. De republiek was gevormd naar voorbeeld en met militaire steun van de Franse Republiek, waarvan de Bataafse Republiek een zusterrepubliek was. Op 1 maart 1796 kwam voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis een nationaal en democratisch gekozen parlement bij elkaar. Aan de Bataafse Republiek kwam een einde bij de stichting van het koninkrijk Holland door de Franse keizer Napoleon in 1806.
In 1802 werd door de landelijke machthebbers een nieuwe landelijke indeling gemaakt, waarbij ook de plaatselijke besturen werden gereorganiseerd. In 1811 werd het schoutambt Kolmschate opgeheven en kreeg het gebied de status van zelfstandige gemeente onder de naam Diepenveen.
Gemeente Diepenveen (van 1811 tot 2000)

In het jaar 1811 verloor Deventer de zeggenschap over het schoutambt. Bij decreet van keizer Napoleon werd het schoutambt Kolmschate een zelfstandige gemeente: La mairie de Diepenveen. Deze ging in 1841 weer op in de nieuw gevormde gemeente Diepenveen waarvan de kerkdorpen Diepenveen, Schalkhaar (Riele), Lettele en Colmschate deel uitmaakten. De naam wijzigde van Colmschate naar Diepenveen, waarschijnlijk omdat daar de enige kerk stond.
Dichtbij het dan nauwelijks nog bestaande gehucht Diepenveen lag het vrouwenklooster van Diepenveen. Deze werd in 1400 gesticht op een donk in een moerasachtig gebied van de marke Rande. Het was het eerste vrouwenklooster dat werd opgericht vanuit de beweging der Moderne Devotie. Kern van de religieuze beleving van de vrouwelijke devoten was een zeer sterk gevoel van liefde voor de 'geestelijke bruidegom' Jezus Christus en een houding van deugdzaamheid, verootmoediging en zelfvernedering. De dorpskerk aan het kerkplein te Diepenveen was tot 1578 de kloosterkerk.
Pas in 1847 ontstond het vijfde kerkdorp Okkenbroek. In dat jaar geeft de burgermeester van Diepenveen aan de toen gouverneur van de provincie Overijssel, ten behoeve van de provinciale kaart, nog een groot aantal buitenplaatsen op. Het zijn zogenaamde ‘geïsoleerde of gerenommeerde gebouwen’. In het buurtschap Tjoene zijn dat het Veenhuis, het logement Platvoet, Rust-Oord, het Watermans en den Draaijom. Hieruit mag je afleiden dat de naam Platvoet op dat moment verbonden is aan een herberg.
De volgende grenswijziging was in 1877, toen ruilden de stad en de gemeente Diepenveen een stuk grond aan de noordkant van de stad bij de IJssel met het terrein van landgoed Brinkgreven. Sinds 1894 worden op het terrein mensen verpleegd met geestesziekten. In 1900 is het voormalig landgoed onder leiding van tuinarchitect Leonard Springer omgevormd tot psychiatrisch ziekenhuis, waarbij hij de oude elementen met nieuwe gebouwen heeft gecombineerd in een parkachtige omgeving. De instelling was jarenlang bekend als Psychiatrisch ziekenhuis Brinkgreven. De Dimence Groep is de huidige eigenaar en sinds 2013 zetelt hun raad van bestuur in het voormalige landhuis. Inmiddels is het landgoed grotendeels ingekapseld in de gegroeide stad Deventer.
In de volgende eeuw zouden er nog meer ingrijpende grenswijzigingen volgen...
Uitleg: Het leenstelsel of feodale stelsel
Het leenstelsel of feodale stelsel is een vorm van hiërarchische maatschappijstructuur. Dit leenstelsel in de middeleeuwen wordt vaak voorgesteld als een piramide , waarbij de vorst-bovenaan-aan vertrouwelingen een bezit schenkt als leen. Dat leen maakt de vorst de leenheer, en de ontvanger tot leenman. Een leen was persoonsgebonden. Dit had tot gevolg dat bij het overlijden van een leenman het leen in principe terugviel aan de leenheer. Een nieuwe leenman diende een som geld te betalen: het leenverheffen met betaling van verheffingsgeld en heergeweydt (een deel van de krijgsuitrusting in goederen of geld). In 1798, de Franse tijd, werd het leenstelsel/feodale stelsel afgeschaft. Het goed werd aan particulieren verkocht.
Bronnen:
"Tussen kalkovens en Ketelerskolk, de geschiedenis van het schoutambt Kolmschate" (1994), Henk Nieuwenhuis, Boekhandel Praamstra Deventer"Paal en Perk Gesteld" (2001), Ir. G.C. Dogterom, Historische Vereniging Dorp Diepenveen e.o., ISBN 9080562726
"Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rapport Havezate Borgele" (2007)
"DiepenvEens", nr. 46 (2022), uitgave van Historische Vereniging Dorp Diepenveen
"Het Buitengoed Veenhuis op de Ploetvoet" (2016), Wim de Weerd, eigen beheer
"Gemeente Deventer, Bestemmingsplan Borgele", Toelichting p.38 (2009), Gemeente Deventer
"Wikipedia"", geraadpleegd in april 2025
Deze website is gemaakt in samenwerking met de Historische Vereniging Dorp Diepenveen en omgeving